- Home
- Meijendel
- Soorten
- Nieuws
- Links
- De werkgroep
- Voor leden
- Zoeken
Index:
In de duinen bij Wassenaar komen elk voorjaar duizenden trekvogels. Het merendeel van deze trekvogels is in de herfst en winter in Zuid Europa/Afrika, veelal in landen rondom de Sahara. Helaas gaat het niet zo goed met de trekvogels. Reden waarom Vogelbescherming Nederland een trekvogel campagne heeft gelanceerd. De Wassenaarse Vogelwerkgroep Meijendel ondersteunt die campagne.
De vogelwerkgroep Meijendel verzamelt al meer dan vijftig jaar informatie over de vogelstand in de Wassenaarse duinen. Die informatie is cruciaal voor een goed beheer van de duinen. U kunt die informatie ook zelf raadplegen op deze website. U vindt er bijvoorbeeld informatie over de ontwikkeling van de vogelstand in Meijendel.
De trekvogels van Meijendel worden beïnvloed door ontwikkelingen in Meijendel, de gevaren tijdens de trek en de omstandigheden in het overwinteringsgebied. Een goed voorbeeld is de Tapuit. De Tapuit overwintert ten zuiden van de Sahelzone in Afrika. Honderd jaar geleden was het in de duinen een algemeen voorkomende vogel. Tapuiten zijn holenbroeders. Ze nestelen het liefst in verlaten konijnenholen en houden van open duin met zandige plekken om op insecten te jagen. De afgelopen dertig jaar is de tapuit als broedvogel dramatisch afgenomen en zelfs geheel uit het Wassenaarse duin verdwenen. Vergrassing als gevolg van 'bemesting' door uitlaatgassen, de achteruitgang van de konijnenpopulatie die voor nestholen en begrazing zorgt, verstoring door recreatie en verdroging in het overwinteringsgebied in Afrika spelen allemaal een rol in deze ontwikkeling.
'Onze' vogels hebben ook veel last van de risico's tijdens hun halfjaarlijkse reis van of naar Meijendel. De jacht, vooral rond de Middellandse Zee, eist enorme hoeveelheden slachtoffers. Vogels worden geschoten en vooral gestrikt of gelijmd. Een vogel als de Zomertortel, die even ten zuiden van de Sahara overwintert, zou daarom net als de Tapuit binnenkort wel eens uit het duin kunnen zijn verdwenen.
Verderop tijdens de trek hebben de vogels het ook niet gemakkelijk. Grote stukken te passeren land in Afrika zijn in het voorjaar nat en leveren veel voedsel op, maar kunnen in het najaar uitgedroogd en onvruchtbaar zijn. De overwegend noordelijke winden zijn een grote hulp in de herfst, maar bemoeilijken in het voorjaar de reis. Naast de jacht komen veel vogels van uitputting om tijdens de reis.
Eenmaal aangekomen op hun eindbestemming zijn er weer andere gevaren. De Koekoek overwintert in zuidoost Afrika in landen als Tanzania, Zambia en Zimbabwe. De gehele braamsluiperpopulatie gaat naar Oost-Afrika, met name naar Ethiopië. Andere soorten verspreiden zich over Sub-Sahara Afrika van Senegal tot Somalië en van Tjaad tot Zuid-Afrika.
De omstandigheden in Sub-Sahara Afrika hebben een grote invloed op de vogels. De zangers zijn daardoor op hun retour. Een reeks van zeer droge jaren in de Sahelzone is het grootste probleem. De Grasmus, op de Fitis na de meest voorkomende broedvogelsoort in Meijendel, overwintert in de savannen met struikgewas. Na enige jaren van droogte verdwenen veel struiken. Soms waren de condities in het overwinteringsgebied zo slecht dat 75 percent van de soort bezweek. Ook de Fitis brengt de winter ten zuiden van de Sahara door. Nadat de stand van deze vogel lange tijd stabiel was, zijn in de afgelopen jaren de aantallen naar de Wassenaarse duinen terugkerende Fitissen teruggelopen; een trend die nog niet is gestopt.
Ten slotte zijn de Wassenaarse duinen ook een belangrijk tussenstation voor trekvogels die noordelijk van ons land broeden. Denk hierbij aan soorten als de Veldleeuwerik, Blauwborst, maar ook aan grotere vogels, zoals Ooievaar en Zeearend. Het essentieel dat de trekvogels in goede conditie blijven tijdens de reis. Dat betekent niet alleen voldoende voedsel, maar ook voldoende rust. Veel soorten verliezen meer dan 30% van hun lichaamsgewicht voordat zij op hun bestemming aankomen. Daarom is het ook zo belangrijk dat daar waar vogels pleisteren, zij ongestoord op krachten kunnen komen alvorens het luchtruim te kiezen.
De Wassenaarse duinen vervullen dus een grote rol. Niet alleen als broedvogelgebied, maar ook als fourageergebied. Het gebied vormt een onmisbare schakel op de lange reis naar het zuiden of noorden. Door de duinen is Wassenaar onlosmakelijk verbonden aan de gebieden in Afrika. Bewust omgaan met én de zomergebieden én de wintergebieden zorgt voor een overlevingspotentieel voor 'onze' vogels.
In Nederland staan de soorten van de Rode Lijst centraal in het werk van vogelbeschermers. Op de Rode Lijst van 2004 staan 78 soorten broedvogels (Beusekom et al. 2005). Dat zijn soorten die in Nederland hard achteruitgaan of die in zulke kleine aantallen voorkomen dat de Nederlandse populatie kwetsbaar is. In de eerste categorie vallen Boerenzwaluw en Huismus, in de tweede bijna uitgestorven soorten als Duinpieper en Ortolaan. Veel van de vogels op de Nederlandse Rode Lijst zijn slechts een gedeelte van het jaar in Nederland, ze overwinteren veelal in Afrika, soms tot ver zuid van de evenaar. Veel van het Nederlandse werk van vogelbeschermers heeft daarom te maken met trekvogels.
Het lange verblijf in deze overwinteringsgebieden roept vragen op zoals "Hoe veilig zijn de vogels in Afrika?" en "Wat zijn de precieze oorzaken van deze achteruitgang en hoe kan die tegen worden gegaan."
Bovenstaand geeft sumier de strekking weer van een uitgebreid artikel. U kunt het gehele artikel, mét foto's en kaarten, hier lezen.
Meer dan veertig procent van de vogels die ieder jaar naar Afrika vliegen en weer terug, gaan in aantal achteruit. Veel van deze soorten waren vroeger heel normaal in Nederland. Vogels als de Boerenzwaluw en de Koekoek zijn beide vijftig procent achteruit gegaan. Om hier iets tegen te doen starten Vogelbescherming en BirdLife International de "Born to Travel-campagne". Vogeltrek verbindt mensen wereldwijd - omdat de aarde onze gezamenlijke leefomgeving is. In Meijendel 'logeren' jaarlijks duizenden trekvogels.
Het wordt steeds duidelijker dat veel soorten trekvogels door toedoen van de mens alarmerend snel in aantal achteruit gaan. Dat is een bedreiging van de wereldwijde biodiversiteit en een indicatie van de achteruitgang van veel natuurlijke systemen. Die achteruitgang kan gestopt worden door trekvogels te beschermen langs de hele trekroute.
De gigantische reis die trekvogels ieder jaar maken is natuurlijk erg speciaal. Ze maken zich geen zorgen over grenzen en douanes en vliegen rond deze tijd van Afrika naar Nederland. Daar ligt ook het grote probleem, want in ieder land gelden andere regels en krijgen ze te maken met verschillende culturen. Door verandering van het landschap, jacht en gif overleven veel vogels deze reis helaas niet.
In meer dan 30 landen gaan vogelbeschermingsorganisaties daarom aan de slag. Op drie continenten, Afrika, Europa en Midden-Oosten zal de komende vier jaar alles op alles worden gezet om de achteruitgang een halt toe te roepen. Met onderzoek en concrete projecten, met lobbywerk, fondswerving en educatie.
De "Born-to-Travel-campagne" is een initiatief van Birdlife International. In totaal werken er 70 landen aan de campagne mee. De vliegroutes van de verschillende vogelsoorten doorkruisen deze landen. De bedoeling van de campagne is dat trekvogels meer aandacht krijgen en dat de route die ze vliegen veiliger voor ze wordt. Op de dag dat de lente begint (21 maart) is de campagne in Nederland van start gegaan, omdat dit ook het moment is dat de meeste vogels aan het reizen zijn.
Op de internationale site is een fascinerend overzicht van trekvogels, trekroutes en wat BirdLife overal bijdraagt aan bescherming. De site zal de komende jaren meegroeien met de campagne. Binnenkort ook in het Nederlands!
Voor veel trekvogels die in Nederland broeden en overwinteren in Afrika, zijn de gevolgen van de klimaatverandering nog onduidelijk, zo valt op te maken uit het dossier 'Trekvogels naar Afrika en klimaatverandering, 1990-2009'. Verschillen tussen de groep vogels die in West-Afrika overwintert en die in overig Afrika overwintert, hebben waarschijnlijk te maken met verschillen in de overwinteringsgebieden.
Het artikel maakt deel van het 'Dossier effecten van klimaatverandering op de natuur' in het 'Compendium voor de Leefomgeving'. Click hier en lees het dossier; het is inmiddels afgesloten, maar bevat belangwekkende informatie.
Een simulatie-studie aan de Universiteit van Durham laat zien dat door klimaatverandering trans-sahara trekkers in de toekomst steeds langer onderweg zullen zijn van overwinteringsgebied naar broedgebied en vice versa. Broedgebieden schuiven noordwaarts en ook de overwinteringsgebieden schuiven verder weg. Nieuwe trekstrategieën en -routes zullen nodig zijn als antwoord op de klimaatverandering.
De conclusie is dat lange afstandstrekkers meer de gevolgen zullen ondervinden van de klimaatverandering dan korte afstandstrekkers of standvogels. Trans-Sahara trekkers krijgen de grootste afstandstoename te verwerken terwijl vogels met een beperkt leefgebied een grote populatie-afname tegemoet kunnen zien vanwege de kleine of ontbrekende overlap tussen hun huidige en potentiële toekomstige leefgebied.
Nog maar een halve eeuw geleden was een winterwaarneming van een Tjiftjaf of een Zwartkop in Nederland volstrekt onbestaanbaar. Beide soorten stonden bekend als trekvogels die de winter in Afrika doorbrachten. Tegenwoordig gaat er geen winter voorbij of je komt de Tjiftjaf en de Zwartkop als actieve vogelaar wel tegen. Ook andere insecteneters, zoals de Zwarte Roodstaart en zelfs de Boerenzwaluw worden tegenwoordig wel in de winter gezien. Natuurlijk kan daarbij meespelen dat er veel meer actieve vogelaars zijn dan vroeger, maar dat is zeker niet het enige. Al vanaf de jaren zestig in de vorige eeuw constateerden vogelwaarnemers veranderingen. Vanaf toen werden er bijvoorbeeld overwinterende Kluten en Grote Sterns waargenomen.
Er zijn altijd vogels geweest die zich qua trekgedrag heel opportunistisch gedroegen. Spreeuwen en Kieviten bijvoorbeeld pendelen vanouds zo'n beetje mee met de vorstgrens. Bij plotseling invallende kou reppen ze zich naar het zuiden, maar in een normaal Hollands kwakkelwintertje blijven ze gewoon in de buurt. En van overwinterende ganzen is bekend dat ze na langdurige sneeuwval heel ver naar het zuiden kunnen trekken, waar ze normaal gesproken nooit komen.
Dat de samenstelling van de wintervogelfauna verandert, heeft op zijn minst voor een deel met het veranderende klimaat te maken. Soorten die hier vroeger in de winter niet konden overleven door gebrek aan voedsel, kunnen dat nu wel. Andersom zijn er ook soorten die hier normaal gesproken als wintergast verbleven, maar die zich nu nauwelijks meer vertonen. Misschien is de Bonte Kraai wel het frappantste voorbeeld. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw was het een algemene en veelvoorkomende wintergast, maar het is nu een uitzondering als je de Bonte Kraai weer eens ziet. Uit onderzoek is gebleken dat de noodzaak om naar het zuiden te trekken voor een deel is weggevallen doordat Bonte Kraaien (net als hun in Nederland inheemse verwanten) volop voedsel vinden op afvalstortplaatsen in noordelijk gelegen gebieden. Maar dat is niet het complete verhaal. Als het afval bedolven ligt onder een dik pak sneeuw is het evenmin bereikbaar en zullen ze hun voedsel elders bij elkaar moeten scharrelen.
Met enig nadenken kun je moeiteloos meer voorbeelden vinden van broedvogels uit het noorden die zich tegenwoordig veel minder dan vroeger in onze omgeving vertonen. De Velduil, de Blauwe Kiekendief en de Klapekster horen in ieder geval op dat lijstje, maar waarschijnlijk zijn er nog heel wat meer soorten die hier minder dan vroeger te zien zijn als gevolg van de minder strenge winters.
De vrees is gerechtvaardigd dat de veranderingen als gevolg van klimaatsverandering per saldo negatief zullen uitpakken. Het weer wordt grilliger en onstuimiger en dat betekent voor vogels en andere dieren (en ook planten) dat ze alleen kunnen overleven als ze zich kunnen aanpassen aan uitersten. En juist daar schuilt voor veel soorten een groot probleem. Extreme weersomstandigheden kunnen leiden tot het tijdelijk of definitief verdwijnen van soorten uit een gebied. Dat geldt zowel voor soorten die problemen hebben met een hoge temperatuur als voor de vogels die juist bij lagere temperaturen het loodje leggen.
Langjarige vogeltellingen zijn onmisbaar om dit soort trends op het spoor te komen. Gelukkig worden de krachten voor vogelonderzoek door amateurs gebundeld via Sovon Vogelonderzoek Nederland. Daar ligt inmiddels een enorme schat aan gegevens die voor allerlei analyses gebruikt kunnen worden. Dat is niet alleen voor vogelaars interessant, maar ook voor beleidsmakers en bestuurders.
(bron: Reformatorisch dagblad)
In het blad IBIS publiceert de British Trust for Ornithology's (BTO) de populatietrends van 49 soorten bosvogels, die van 1967 tot 1999 gevolgd werden in de Common Bird Census. Slechts twaalf soorten deden het goed waaronder de duiven (uitgezonderd Zomertortel), Groene Specht en Zwartkop.
Zeventien soorten deden het ronduit slecht. Percentages afname: Nachtegaal 95, Spreeuw 91, Kleine Bonte Specht 82, Geelgors 77, Zomertortel 76, Houtsnip 70 etc.
Overall laten lange-afstandstrekkers de meest negatieve trends zien, waarbij de grootste veranderingen in de overwinteringsgebieden plaatsvinden. Ook zijn er aanwijzingen dat habitatspecialisten de grootste klappen krijgen; vrijwel alle vogels de in struiken en ondergroei leven nemen af. Daarbij komt dat vogels die in de zomer vooral zaad eten afnemen en soorten die vegetatie eten en gebruik maken van landbouwterreinen doen het goed.
Lees meer op de website van de BBC en een samenvatting van het artikel.
Wetenschappers van de British Trust for Ornithology (BTO) zijn er in geslaagd een Nachtegaal te volgen van zijn broedplaats in het Engelse Norfolk naar zijn overwinteringsgebied in Afrika. De mannelijke Nachtegaal met kleurring en code OAD verliet Groot Britannie op 25 Juli vorig jaar na zijn broedpoging in Norfolk, en vloog over Frankrijk en Spanje langs de kust van West Afrika naar Guinea-Bissau, een voormalige Portugese kolonie en een van Afrika's kleinste en minst bekende landen, waar hij de winter doorbracht. Hij keerde terug naar Groot Britannie in April. Het volgen van de vogel tijdens deze formidabele 4500 kilometer lange tocht was mogelijk dankzij een miniscule "data logger" die de vogel op zijn rug droeg, en die informatie gaf over waar de vogel precies naar toe ging in de winter.
Het onderzoek betreft werkelijk een wetenschappelijke doorbraak. Hoewel grotere vogels zoals bijvoorbeeld Visarenden, ganzen en Ooievaars al enige tijd gevolgd kunnen worden op hun reizen m.b.v. GPS-satellietzenders, waren er tot nu toe nog geen loggers die klein genoeg waren om toegepast te worden op zangvogels. Met behulp van zogenaamde 'geolocators', kleine apparaatjes die heel nauwkeurig de lichtintensiteit en de tijd van de dag meten, is het mogelijk een ruwe plaatsbepaling te doen. De nieuwste generatie geo-locators is nu zo klein geworden dat ze op de rugveren van zangvogels geplakt kunnen worden. Onlangs hoorden we in Nederland al over de resultaten van het gebruik van geolocators bij Friese Kieviten die ruim twee gram wogen. De geolocator die Nachtegaal OAD meedroeg woog minder dan een gram en was zo groot als een overhemdsknoopje. Onderzoek met dit soort geolocators gaat ongetwijfeld een belangrijke rol spelen binnen het onderzoek naar de recente achteruitgang van trekvogels die in Afrika overwinteren.
Nachtegaal OAD werd op 2 mei 2009 gevangen nabij Methwold Hythe in Norfolk, en uitgerust met een miniatuur-geolocator door onderzoekers van de British Trust for Ornithology (BTO), een zusterorganisatie van het Vogeltrekstation. Geolocators zijn oorspronkelijk ontwikkeld door de British Antarctic Survey om albatrossen mee te volgen. De veel keinere geoloactor die OAD droeg is ontwikkeld door de Swiss Ornithological Institute. Geolocators kunnen zo klein zijn omdat ze de informatie niet naar een satelliet zenden, maar opslaan op een chip. Dat brengt met zich mee dat de vogel moet worden teruggevangen om de gegevens te kunnen uitlezen. Dat is echter niet onmogelijk: De ondezoekers van de BTO voorzagen 20 nachtegalen van geolocators in 2009, en dit voorjaar vingen ze er daarvan 7 terug, allemaal in hetzelfde deel van Norfolk.
De techniek is nog niet perfect, want 5 van de 7 geolocators bleek niet gewerkt te hebben, één had het een tijdje gedaan, en alleen de geolocator van OAD had de gehele najaarstrek, de overwinteringsperiode en het begin van de voorjaarstrek vastgelegd. De vogel werd 50 meter van zijn vorige nest teruggevangen. Na het broedseizoen in 2009 verliet OAD de Engelse kust eind juli op de grens van Kent en Sussex, vloog het Kanaal over, dwars door Frankrijk heen en vervolgens halverwege augustus over de Pyreneen Spanje in. Daarna volgde de vogel de Spaanse Oostkust, en stak bij Almeria de Middelandse Zee over naar Marokko. Daar bleef de vogel drie weken van eind augustus tot half september om bij te tanken. Dit soort stop-over plaatsen zijn waarschijnlijk van groot belang voor trekkende zangvogels. na de rustperiode vervolgde OAD zijn weg langs de Atlantische kust van Afrika, door de Westelijke Sahara en Mauretanie, naar Senegal en tenslotte naar Guinea-Bissau, waar hij half december aankwam. Daar blijf hij zes weken hangen. De voorjaarstrek werd aangevangen in februari van dit jaar, en daarna is de geolocator gestopt met werken. De vogel moet half april in Norfolk zijn aangekomen en werd teruggevangen op 9 Mei.
Juist de periode dat de vogels buiten Europa verblijven is een 'black box', en er komen te weinig terugmeldingen van geringde vogels uit dit deel van de wereld binnen om uitspraken te kunnen doen over waar de vogels percies naartoe gaan. Wat dat betreft is dit een echte revolutie, en zullen we de komende jaren veel gaan leren.
Bericht overgenomen van de website www.vogeltrekstation.nl.
Originele bericht uit de Engelse krant "The Independent"