- Home
- Meijendel
- Soorten
- Nieuws
- Links
- De werkgroep
- Voor leden
- Zoeken
Kleine parelmoervlinder, bruin blauwtje en heivlinder zijn enkele van de zeldzame vlindersoorten die in Meijendel te vinden zijn. Het duingentiaanblauwtje is inmiddels verdwenen.
Kleine parelmoervlinder
De Kleine parelmoervlinder is in de duinen een algemene standvlinder en komt er veel voor. De Kleine parelmoervlinder geeft de voorkeur aan schrale, droge, warme graslanden en pioniervegetaties.
Aan de prachtig glanzende parelmoervlekken op de onderzijde van de kleine parelmoervlinder, heeft een hele groep vlinders de naam parelmoervlinders te danken. De meeste parelmoervlinders zijn oranje met een donkerbruin tot zwart netwerk van lijnen en vlekken. De kleine parelmoervlinder heeft ook een oranje bovenzijde, maar hierop zitten zwarte ronde vlekken. De rupsen van deze vlinder leven op viooltjes. In de duinen is dit vooral het duin- of driekleurig viooltje. In het binnenland, waar de soort de laatste jaren steeds meer wordt gezien, kiezen rupsen voor het akkerviooltje.
Deze prachtige vlinder, waarvan de rupsen op viooltjes leven, heeft wat met konijnen. Viooltjes kiemen goed op open plekken. Konijnen creëren deze plekken met hun gegraaf. Konijnen eten ook graag viooltjes. Doordat ze de zaden onaangetast weer uitpoepen en nog bemesten ook kunnen de viooltjes welig tieren. De ziekte myxomatose kost veel konijnen het leven. Hierdoor wordt er veel minder gegraasd en gegraven dan voorheen. Doordat er ook veel voedingsstoffen uit de lucht in het duinterrein terechtkomen, zijn de duinen de afgelopen tientallen jaren sterk dichtgegroeid met gras. Dit zie je direct terug in een achteruitgang van de kleine parelmoervlinder. In het binnenland, waar de soort zich op kleinschalige akkers voortplant, zien we een toename. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het warmer wordende weer, vooral in de zomer. tekst Kleine parelmoervlinder: Kars Veling van De Vlinderstichting
Bruin blauwtje
Het Bruin blauwtje is langs de rivieren op de meeste plaatsen verdwenen, maar nog wel langs de kust te vinden. Het Bruin blauwtje komt voor op droge, zandige graslanden en kustduinen.
Heivlinder
De Heivlinder is een algemene standvlinder van de hogere zandgronden en komt plaatselijk in Meijendel veel voor. De Heivlinder geeft de voorkeur aan duinen, droge schrale heiden en schrale graslanden.
Duingentiaanblauwtje verdwenen.
In 1979 werd voor de laatste keer het duingentiaanblauwtje (maculinea alcon arenaria) waargenomen. Het duingentiaanblauwtje kwam alleen in Nederland voor. Er waren twee populaties van het duingentiaanblauwtje bekend: in Meijendel, en in de Meije, in de buurt van de Nieuwkoopse Plassen. Er is weinig over deze ondersoort bekend, maar het duingentiaanblauwtje was vroeger al een uiterst zeldzame standvlinder. Deze vlinder verdween in de Meije in 1975 en in de duinen van Meijendel verdween deze vlinder in 1979. Het uitsterven van deze laatste populatie in Nederland, betekend dat deze ondersoort van het gentiaanblauwtje nu dus wereldwijd uitgestorven is.
Deze standvlinder leefde in vrij voedselarme duingraslanden met waardplanten. Het duingentiaanblauwtje had in de duinen in Meijendel de kruisbladgentiaan (Gentiana cruciata) als waardplants.
Het duingentiaanblauwtje onderhield een nauwe relatie met mieren. De rups verpopt in een mierennest. Van de vijf eitjes die in de loop van het seizoen gemiddeld per knop worden afgezet, groeien gemiddeld drie rupsen op tot het vierde stadium. Deze rupsen laten zich op de grond vallen en wachten daar tot ze worden gevonden door een waardmier. Wat de waardmier was van het duingentiaanblauwtje is niet bekend. De meeste rupsen doen dit vroeg in de avond, juist wanneer de waardmieren actief zijn. De rups scheidt een stof af die de mier oplikt en wordt vrijwel onmiddellijk meegenomen naar het nest. Daar wordt de rups behandeld als een eigen larve. Wanneer er eenmaal een rups in het mierennest is geaccepteerd, gaat de acceptatie van volgende rupsen sneller. In het mierennest voedt de rups zich met mierenlarven, later ook met poppen. Ook laat hij zich voeren met wat de mieren meebrengen.
De rupsen overwinteren en verpoppen zich in het mierennest. In juni of juli komt het gentiaanblauwtje vroeg in de ochtend uit de pop. Wanneer de mieren al actief zijn, vallen deze de vlinder zeer agressief aan. Snel verlaat de verse vlinder het mierennest en klimt buiten meteen omhoog langs een takje of grasspriet, uit het zicht van de boze mieren. Dan pas worden de vleugels opgepompt.